Onvoorwaardelijke liefde, van weerstand naar thuiskomen (1)

Het was een jaar of twee geleden dat ik mediteerde op het begrip onvoorwaardelijke liefde. Het werd een bijzondere worsteling. Hoewel ik er naar verlangde, kon ik me er vaak moeilijk mee verbinden. Ik kon me niet echt voorstellen wat het zou zijn.

Wat voor liefde? 

Tijdens het mediteren, veranderde het woord regelmatig in iets anders, zoals:

  • onvoorstelbare liefde,

  • onwaardige liefde,

  • ongeloofwaardige liefde,

  • onware liefde,

  • voorwaardelijke liefde

  • ongevaarlijke liefde.

Telkens als ik het opmerkte wist ik dat dit niet de liefde was die ik bedoelde, maar moest ik echt mijn best doen om te herinneren om welke liefde het wel ging. Onvoorwaardelijk. O, ja, dat was het.

Ik vond het een humoristische ontdekking, want ik wist niet dat ik zoveel varianten in mij droeg. Ik zag het ook als signaal, dat ik onbewust de onvoorwaardelijke liefde niet kon bevatten of vasthouden. Dat was een pijnlijke, confronterende, maar ergens ook een bevrijdende ontdekking. Het verklaarde mijn worsteling. Als ik het vergeleek met mijn therapietijd, waarin ik niet eens op het woord liefde of licht kon mediteren, zonder dat er een diep zwart in mij opgeroepen werd, zag ik toch een verandering, die ik graag verbetering noemde.

Wel ervaren, niet begrijpen

In de tijd daarna lukte het me steeds meer om me te verbinden met de onvoorwaardelijke liefde. Ik kon het steeds meer ervaren. Maar ik kon me er nog steeds niet echt iets bij voorstellen. Alsof het een concept was dat op aarde niet bestaat. Ik had ook ergens het idee dat het iets van buiten mijzelf was. Onvoorwaardelijk liefhebben was niet echt mijn kwaliteit, want ik had toch zo mijn voorwaarden. Maar ik bedacht ook dat onvoorwaardelijke liefde mij hierin lief zou hebben. Als ik mij daar steeds meer mee zou verbinden, zou het misschien wel onderdeel van mij kunnen worden.

Beeldvorming

Ik kreeg een enorme behoefte om onvoorwaardelijke liefde te schilderen. Eerst ontstond een roze onderlaag, waarin ik het ontzag voelde van de prachtige kleuren van het hemelgewelf, boven een leefgemeenschap, vlak voordat het nacht wordt.

Schilderij waarin onvoorwaardelijke liefde is afgebeeld als de hemel, die de aarde omvat. De hemel. zoveel grootser dan de aarde, laat haar laatste kleuren zien, vlak voordat het donker wordt, als teken dat zij er altijd is, ook als je het niet ziet.
De basis van onvoorwaardelijke liefde

Daarna werd het nacht op dezelfde schildering, maar wetende dat daaronder die roze schildering zat, maakte de nacht minder donker.

Schildering an onvoorwaardelijke liefde, waarin de nacht de aarde omvat. Nachtwezens vliegen er rond om te vertellen van de onvoorwaardelijk liefde, die zich achter het donker bevindt.
Onvoorwaardelijke liefde.

Hoewel het gevoelsmatig klopte, bleef onvoorwaardelijke liefde een abstract, onvoorstelbaar begrip. Ik worstelde met de aanwezigheid van pijn. Hoe kan liefde pijn toelaten? Kan dat wel liefde zijn? Als kind voelde ik al die verwarring. God is onvoorwaardelijke liefde, God heeft de aarde geschapen én er is zoveel pijn op de aarde. Waarom laat God dat toe? Het was voor mij zo onverenigbaar.

Vereniging

Deze week ontstond opeens het volgende beeld. Onvoorwaardelijke liefde is het draagvlak waarin alles mag verschijnen. Alles krijgt bestaansrecht. Alles wat ik als liefde kan ervaren en alles wat ik ervaar als angst, haat of pijn. Nooit word ik hierin beperkt. Nooit is er de grens van ‘dat mag jij niet ervaren’. Er is geen goed of fout. Er is én ik mag daar alles van vinden. Onvoorwaardelijk! Dit veld, waarin alles mag verschijnen draagt dat. De liefde, de schoonheid, de angst, de haat, de pijn. Alles wordt ingebed of omvat door onvoorwaardelijke liefde.

Het enige dat dit niet kan ervaren, is mijn eigen voorwaardelijkheid. Mijn persoonlijkheid, want dat bestaat uit voorwaarden; uit goed en fout. Maar zelfs dat mag er onvoorwaardelijk zijn. Ik voel een enorme vreugde, bewondering en liefde als ik dat beeld tot me door laat dringen.

Er vallen nog meer puzzelstukjes in elkaar. Ik ben een onderdeel van dit veld. Ik verschijn er immers in. Daarmee ben ik deel van de onvoorwaardelijke liefde, inclusief mijn voorwaardelijkheid. Als dit God is, val ik er mee samen. Kan ik God zijn en God mij. Ik ben een stukje van het oneindige en het oneindige is mij. Ik ben thuis.

Al snel verlies ik het contact met dit ervaren en vraag ik me af of ik dit werkelijk zo kan stellen. Maar het innerlijk weten is geopend en daarin mag mijn twijfel er zijn.