Mandala-oefening: wat zie jij?

Mandala

Mandalatekeningen zijn tekeningen waarbij de cirkel het uitgangspunt is. Je kan er gestructureerd in werken, maar ook spontaan. In deze mandala is de start gestructureerd en daarna volg je wat er bij jou aan inspiratie ontstaat. Zo ontstaat er spontaan jouw beeld.

Bij mandala’s is het tekenproces en het genieten van wat er gebeurt belangrijker dan het eindresultaat. Dus richt je aandacht meer op wat je innerlijk voelt, dan op wat je er allemaal over denkt, er zou moeten zijn en wat je zou moeten verbeteren.

Benodigdheden:

·        Tekenpapier (A4).

·        Potlood HB.

·        Zwarte fineliner.

·        Kleurpotloden en eventueel andere tekenmaterialen.

·        Eventueel een passer of iets rond om om te trekken.

Werkwijze mandala:

1.      Teken een cirkel op het tekenpapier: dit kan met een passer, maar ook door bijvoorbeeld een kommetje of schoteltje met een potlood om te trekken. Natuurlijk kan je het ook gewoon uit de hand tekenen. Een perfecte cirkel hoeft niet.

2.      Maak met de fineliner links en rechts een golvende lijn van boven naar beneden. Herhaal deze een aantal malen. Nu lijkt het net of er een gordijntje opengaat. Sommige mensen vinden een fineliner wel heel direct. Je kan immers moeilijk iets verbeteren. Maar wat als het niet fout kan gaan? Als jouw lijn er gewoon mag zijn!

3.      Wat kan je zien als je tussen de gordijnen kijkt? Teken het eerste wat er in je opkomt. Je kan denken aan: kijk ik naar binnen of naar buiten? Is het dag of nacht? Misschien hoor je wel iets, waarover je kan tekenen. Of komt er een speciale kleur bij je op, waarmee je gaat kleuren, zonder dat je weet wat het gaat worden? Het kan abstract zijn, maar ook figuratief. Je kan direct met de fineliner tekenen, maar ook een schets maken met een potlood. Let dan wel op dat je niet voor ‘mooi’ en ‘perfect’ gaat, maar voor het expressie geven van jouw ingevingen.

4. Welk woord geef je aan deze tekening?

Ik zag het volgende:

Een horizon halverwege de cirkel tussen de gordijnen. Vervolgens voelde ik de behoefte aan een opkomende zon. Daarna ‘wilde’ er een weggetje vanuit mij naar de zon komen.

Het voelde fijn om ook twee vogels in de lucht te tekenen. Langs het weggetje, kwamen spontaan bomen.

Bij het inkleuren kleurde ik eerst de zon en daarna voelde ik de behoefte aan een donkerblauwe lucht. Het is ook nog nacht De gordijnen wilden blauw en paars en hoewel ik weerstand voelde tegen deze kleuren (“Zo voorspelbaar”, zei het in mij), kleurde ik rustig door. Het voelde namelijk ook kloppend en ik er kwam een nieuwsgierigheid. Iets zei me: “Kijk maar wat het je brengt”.

Het weggetje was opeens te statisch en het voelde fijn om er stroming in aan te brengen. Daardoor kwam de kleur blauw spontaan terug en werd het meer een beekje. Het beeld van een weg liet ik los. Tja, bij intuïtief tekenen kan iets zomaar veranderen! Doe dat wat goed voor je voelt.

Het landschap kleurde ik spontaan in en daarna voelde ik de behoefte aan sterren. Met een wit potlood is dat lastig te bewerkstelligen, maar met een acrylpen of een witte Poscapen (een soort stift) lukt dat wel. Het vormt een afdekkend laagje over het kleurpotlood heen, waar je, als het is opgedroogd, ook weer over heen kunt kleuren. Nu voelde de tekening klaar.

Het woord dat voor mij bij de tekening hoort, is het woord HOOP.

Veel plezier met deze tekenopdracht. Je kan het ook goed met kinderen doen!

Meer tekenopdrachten?

Mandala tekenen op zwart papier

Tekenoefening: hoe gaat het met je?